Avondvierdaagse: herinneringen aan een kleurrijk ritueel
Eerder nog dan dat ik ze zag, hoorde ik kindergelach, geroep en gejuich. Ineens had ik het door: de Avondvierdaagse was weer begonnen. Een kleurige sliert van ouders en kinderen liep voor me door een groen landschap.
Deze kinderen hadden allemaal hetzelfde shirt aan en waren vooral met elkaar en minder met de route bezig. Ouders deden alle moeite ze in het gareel te houden en keken wat gelaten.
Ik herinnerde me ineens weer hoe vreselijk ik dit als moeder vond. Na een school- en werkdag snel eten, goede schoenen aan en door naar het afgesproken punt van vertrek voor een grote ronde wandelen. De Mannen waren dan al opgewonden van alle prikkels en onrust en dan moest er nog gewandeld gaan worden.
Als het meezat, scheen de zon – maar we hebben ook jaren door wind en regen gelopen. Vaak waren ze te moe om nog iets behoorlijk te eten na aankomst en rolden ze zo hun bed in. De laatste avond was het dan verzamelen op de markt met bloemen, muziek en een ijsje. Dan had ik het ook weer helemaal gehad met dit fenomeen.
Ik zocht het even op, maar dit initiatief ontstond na de Tweede Wereldoorlog in het Gooi, toen de bezetter de Vierdaagse verbood. Daarom besloten mensen om ’s avonds te gaan wandelen en startten ze met de Avondvierdaagse. Toen was het een protest, nu is het vooral een gezondheidsinitiatief. Wandelen is nu eenmaal goed voor de mens – en dus ook voor kinderen. Veel kinderen wandelen nooit.
Ik heb het zelf alleen altijd zo jammer gevonden dat het in de drukste periode van het jaar op school viel. Rond deze tijd van het jaar zijn er al zoveel activiteiten; dan is dit erbij altijd nogal veel. Voor mij is 5 km niet ver, en destijds wandelden we ook al veel en vaak met de Mannen, maar ik herinner me dat dit voor veel kinderen wel anders was. Dan zijn die avonden best lang.
Maar zelf als kind vond ik die Avondvierdaagse natuurlijk fantastisch, al meen ik dat we die alleen in de zesde klas – nu groep 8 – liepen. We zongen vooral ‘Potje met Vet’ en ‘We gaan nog niet naar huis’. Er was zeker geen feestelijke afsluiting, en er liepen destijds maar weinig ouders mee. Mijn vader was er wel bij, dacht ik, maar ik deed natuurlijk net of ik niet bij hem hoorde en bleef ver achter met een aantal andere kinderen uit de klas. Of hij dat leuk vond weet ik niet meer, en ik kan het hem niet meer vragen.
Mijn kinderen hebben ook geen actieve herinneringen aan de Avondvierdaagse, geloof ik. We aten de laatste avond altijd eerst een frietje voordat we vertrokken. Wellicht was dat het grootste feest wel – samen met het ijsje bij de finish.