Het dak is eraf: ik ben wees
De generatie boven mij is weg. Natuurlijk, mijn moeder was al langere tijd ziek, maar toch… ze was er altijd nog. Ze rook nog naar mijn moeder. Ik kon haar knuffelen, haar handen insmeren met crème en haar nagels vijlen. Nu is dat alles verdwenen.
Met haar en eerder mijn vader is ook de onvoorwaardelijke liefde verdwenen die mijn ouders voor mij hadden. Zij waren degenen die mij ‘kind’ noemden. Mijn moeder werd 88 jaar, mijn vader 87. Prachtige leeftijden. En we hadden het goed samen. Misschien is dat wel waarom het verlies me zoveel dieper raakt dan ik had verwacht.
Ik dacht altijd dat het ‘wees zijn’ meer bij kinderen hoorde, maar dat blijkt niet zo. Het hoort nu ook bij mij en mijn leven. Eerst vond ik het misschien wat aanstellerig, maar het gevoel blijkt puur, zuiver en intens vermoeiend. Het kost energie om erover na te denken, het gemis te voelen en erover te praten met anderen.
Veel mensen herkennen dit gevoel. Ze vertellen me over hun eigen ervaring met wees zijn. Het hoort bij mijn leeftijd, bij mijn generatie. Mensen die hun ouders nog hebben, druk ik op het hart om ervan te genieten zolang het kan.
Het verweesde gevoel is voor mij echt. Ik voel me doelloos en zoekend. Misschien komt dat ook omdat ik net 60 ben geworden en dit als een kruispunt in mijn leven zie. Wat wil ik nog? Wat kan ik nog? Niet alles tegelijk, want dat kost energie, maar de vragen zijn er. Wanneer ik hierover praat met andere vrouwen, is er veel herkenning. Dat is fijn, maar ook confronterend, omdat het dus niet uniek is.
Ik ga er verder over nadenken, want het houdt me bezig. Ondertussen zijn mijn zussen, broer en ik de erfenis aan het afhandelen. We verdelen mijn moeders sieraden en mijn vaders trouwring. Dat is best ingewikkeld. Steeds probeer ik vanuit mijn gevoel te kiezen: wat wil ik, wat niet, en waarom? Ook dat is interessant om te ontdekken.